afhangen van
(n)
(n)
(afhankelijkheid)
|
confiance
(f)
(n)
(afhankelijkheid)
|
|
afhangen van
(n)
(n)
(afhankelijkheid)
|
foi
(f)
(n)
(afhankelijkheid)
|
|
afhangen van
(n)
(v)
(afhankelijkheid)
|
dépendre de
(v)
(afhankelijkheid)
|
|
afhangen van
(n)
(v)
(afhankelijkheid)
|
être conditionné par
(v)
(afhankelijkheid)
|
|
afhangen van
(n)
(v)
(afhankelijk zijn van)
|
reposer sur
(v)
(afhankelijk zijn van)
|
|
afhangen van
(n)
(v)
(algemeen)
|
compter sur
(v)
(algemeen)
|
|
afhangen van
(n)
(v)
(afhankelijk zijn van)
|
être conditionné par
(v)
(afhankelijk zijn van)
|
|
afhangen van
(n)
(v)
(afhankelijkheid)
|
reposer sur
(v)
(afhankelijkheid)
|
|
afhangen van
(n)
(v)
(algemeen)
|
dépendre de
(v)
(algemeen)
|
|
afhangen van
(n)
(v)
(afhankelijk zijn van)
|
dépendre de
(v)
(afhankelijk zijn van)
|
Vertalen Afhangen Van in andere talen
